Andalusië en flamenco

Andalusië en flamenco worden met elkaar geassocieerd. De flamenco is een combinatie van zang, dans en gitaarmuziek, waarvan de oorsprong niet heel duidelijk is. Het schijnt dat in de Moorse tijd al de Cante Jondo werd beoefend, die grote invloed heeft gehad op de latere flamenco. De flamenco zoals wij die nu kennen stamt uit de 18de eeuw en ontstond bij de zigeuners. In die tijd woonden veel zigeuners in het bekken van de Guadalquivir, in de omgeving van de plaatsen Cádiz, Jerez en Sevilla. De Cante Jondo (diep gezang) wordt als de puurste vorm van flamenco gezien. Het is zigeunerblues, tragische liederen die de problemen die de zigeuners door de jaren heen hebben meegemaakt verwoorden. De uitvoering ervan is ingetogen, de uitdrukkingen en de bewegingen van de dansers zijn van bijzonder gewicht. De Cante Chico daarentegen is een vrolijke variant van de Cante Jondo. Beide vormen van de flamenco kunnen gepaard gaan met snelle ritmische bewegingen met de voeten en klappen met de handen.

De zigeuners voerden de flamenco oorspronkelijk op tijdens bruiloften en begrafenissen, maar regelmatig dansten en musiceerden ze spontaan, bij iemand thuis of op straat. Het belangrijkste was de aanwezigheid van de duende, de spirit of stemming. Het feest kon dagen duren. Deze wilde partijen werden juergas genoemd. Pas na 1860 werd de flamenco bekend buiten de zigeunergemeenschappen. Men begon de flamenco op te voeren in cafés. In Málaga was café Chinitas, nu een stoffenwinkel, een beroemd flamenco- en stierenvechterscafé. In Sevilla was dat café Silvero.

Wel zijn er genoeg mogelijkheden om naar een georganiseerde show te gaan, de tablos, doorgaans speciaal voor toeristen opgevoerd.

Ook de sevillanas worden wel eens – ten onrechte – tot de flamenco gerekend. Deze dansen hebben wel iets van de flamenco weg, maar ze zijn veel luchtiger dan de flamenco en worden vooral in Sevilla en omgeving gedanst, op jaarmarkten en op pelgrimstochten zoals die naar El Rocío. In tegenstelling tot de flamenco, waar een opleiding voor nodig is, dansen veel mensen de sevillana. De sevillana is de dans van het volk.

Door de commercialisering van de flamenco is er veel kitsch naast kunst ontstaan. Wat ingetogener, professioneler, minder kitscherig en commercieel zijn de voorstellingen die in theaters in de grote steden van Andalusië worden gegeven. Ook in Nederland is er toenemende belangstelling voor de flamenco. Regelmatig worden artiesten naar Nederland gehaald voor concerten in diverse theaters. Informatie hierover en data vind je onder meer in het tijdschrift voor Spanjeliefhebbers Viva España.

Baanbrekend werk voor de flamenco heeft gitarist Paco de Lucia, afkomstig uit Algeciras, geleverd. Hij heeft met zijn prachtige gitaarmuziek nieuwe stromingen binnen de flamenco ontwikkeld en de muziek het internationale popcircuit binnengeloodst. Hij trad veel op met de niet minder gerenommeerde zanger Camarón de Isla. De flamenco is sinds die ontwikkeling niet meer uitsluitend voorbehouden aan zigeuners en Andalusië. De jongste ster aan het firmament is geen Andalusiër, maar een Catalaan: Miguel Poveda.