Tussen Gibraltar en Almería, bijna aan de hele 300 km lange Costa del Sol, Costa Tropical en Costa de Almería, vind je zand- en kiezelstranden. Maar voor de mooiste stranden moet je voorbij Gibraltar zijn aan de Costa de la Luz.
Paradijselijke zandstranden, lang en leeg genoeg om fantastische strandwandelingen te maken; je verwacht ze niet in Andalusië. Het massatoerisme heeft de Costa de la Luz nog niet ontdekt, zo ongerept en authentiek moet de Costa de Sol er decennia geleden ook hebben uitgezien. Vissersdorpjes met viskotters in de haven, visnetten op de kade, vis op de markt en in de restaurants, aan de Costa de la Luz bestaan ze nog. De ontwikkelingen worden door de vissers met hun getaande gezichten met gemengde gevoelens bekeken: het toerisme is in opmars en bedreigt de toekomst van de visserij. De eerste hotels en hostales zijn gebouwd; de eerste toeristencentra schieten uit de bodem. Maar aan de Costa de la Luz heeft men geleerd van de architectonische fouten aan de Costa del Sol en beperkt men zich tot laagbouw en probeert de hotels, appartementen en vakantiehuizen zoveel mogelijk aan te passen aan het fantastische landschap van duinen en naaldbossen, kliffen en baaien, en kilometerslange, brede zandstranden.
Costa de la Luz, de kust van het licht. En inderdaad, er zijn prachtige luchten, dankzij de wind van de Atlantische Oceaan die de hemel schoon veegt. De kust strekt zich uit van Tarifa, op het zuidelijkste puntje van het Iberisch schiereiland tot aan de Portugese grens in het westen. De ligging aan open zee is van groot belang geweest voor de ontwikkeling van handel en industrie in dit gebied. Columbus begon zijn reizen naar de Nieuwe Wereld aan deze kust en hier mondt de Guadalquivir uit in zee. De rivier was de toegangspoort tot de haven van Sevilla en is tevens de levensader van het grootste beschermde moerasgebied van Europa, het Parque Nacional Coto de Doñana. Het park is een pleisterplaats op de vliegroutes van tal van trekvogels. Ten zuiden van het natuurpark ligt de havenstad Cádiz en in het achterland de bezienswaardige stad van de sherry: Jerez de la Frontera.
Frontera staat voor grens en herinnert aan de vroegere betekenis van deze regio als grensgebied tussen het islamitische koninkrijk Granada en het katholieke rijk van Castilië. De provincie Cádiz was tijdens de laatste twee eeuwen van Moorse overheersing het toneel van oorlogen. Menigmaal vielen de grensplaatsen van Moorse in christelijke handen en andersom. De toevoeging La Frontera kom je veel tegen: Chiclana de la Frontera en Conil de la Frontera aan de kust, Arcos de la Frontera, Jimena de la Frontera, Vejer de la Frontera en andere plaatsen in het binnenland. Het zijn stuk voor stuk bezienswaardige pueblos blancos met een Moors stratenpatroon, Moorse architectuur en doorgaans een vesting. Je kunt ze tijdens een witte-dorpen-route bezichtigen.
Het achterland van de Costa de la Luz is ook het land van grote haciendas (landerijen), van koeien, vaqueros (zeg maar Spaanse cowboys), stieren en paarden. De beste stieren voor de gevechten in de Spaanse arena’s komen hier vandaan en natuurlijk het Andalusische paard. De paardendressuur heeft hier traditie en trekt jaarlijks duizenden toeristen naar de eeuwenoude, elegante Spaanse rijschool in Jerez.
Zuidelijke Costa de la Luz, de toeristische ontwikkeling van de Costa de la Luz kwam al eind 19de eeuw op gang; niet langs de hele kust maar vooral in de dichtst bewoonde streek bij de rivier de Guadalquivir: het kustgebied in de sherrydriehoek, tussen El Puerto de Santa María en Sanlúcar de Barrameda. Zandstranden, wijngaarden met sherrydruiven, interessante stadjes en het Parque Nacional Coto de Doñana vormen hier een aantrekkelijke combinatie die je een afwisselende vakantie garandeert. Inmiddels heeft de kust in de sherrydriehoek sterke concurrentie gekregen van het gebied ten zuiden van Cádiz.
De westelijke Costa de la Luz ligt in de provincie Huelva, tussen het Parque Nacional Coto de Doñana en de Portugese grens. Wie al eens vakantie heeft gehouden in het zuiden van Portugal, aan de stranden ten oosten van Faro, weet hoe mooi en relatief rustig dit kustgebied is. De 120 km lange westelijke Costa de la Luz bestaat uit een lang ononderbroken wit zandstrand. Achter het strand groeien bijna uitsluitend parasoldennen en hier en daar zijn er hoge duinen. Mazagón en Matalascañas, bij het Parque Nacional Coto de Doñana (zie p. 109) en Punta Umbria bij Huelva zijn de populairste badplaatsen.
Het schiereiland Punta Umbria ligt op de westelijke oever van de rivier de Odiel. In Punta de los Ingleses staan de oude, statige villa’s van de Engelse aristocraten. De Engelsen domineerden in de 19de eeuw en begin 20ste eeuw de mijnbouw in de provincie Huelva. De rest van Punta Umbria bestaat voor het merendeel uit hotels en appartementencomplexen. Aan de andere kant van de rivier ligt de Marismas de Odiel, een moerasgebied waar, net zoals in Parque Nacional Coto de Doñana, vogelkolonies broeden. Het park kan per boot worden bezocht.
Vanaf Punta Umbria richting Portugal leidt de weg langs een aantal aardige kustplaatsen. El Rompido is wat je een elegante badplaats kunt noemen, met een jachthaven en gelegen aan het strand van Cartaya. Het dorp Cartaya zelf ligt 6 km landinwaarts. Bezienswaardig zijn de 13de-eeuwse kerk San Pedro, de ruïnes van een Romeins kasteel en de Hermitage de la Consolación in mudéjarstijl. Cartaya wordt in het voorjaar door ooievaars bezocht, die hun nesten bouwen op de daken van de gebouwen.
Lepe ligt 5 km landinwaarts vanaf het strand van La Antilla. Het staat bekend als aardbeienstadje, maar er worden naast aardbeien ook vijgen en meloenen geteeld. Via Antilla leidt de kustweg naar de vissersplaats Isla Cristina. Het strand Punta del Caimán, dat op de punt van Isla Cristina ligt, is echt de moeite waard.
Ayamonte ten slotte is de laatste kustplaats van betekenis. Dit dankt het waarschijnlijk aan de ligging. Ayamonte is jarenlang een belangrijke grenspost geweest. Een veerboot was de enige verbinding met Vila Real in Portugal. In 1992 is een brug over de rivier de Guadiana gebouwd. Het veer vaart nog wel, maar is een toeristische attractie geworden. De belangstelling voor Ayamonte is sinds de opening van de brug toegenomen. Het is een levendige toeristische plaats met twee aardige kerken uit de 16de eeuw: de Nuestra Señora de las Angustias, het visitekaartje van Ayamonte, en de San Francisco, een renaissancekerk met een mooi beschilderd plafond.