Conil de la Frontera is een betere optie dan Chiclana. Het is een wit vissersdorp met fraaie smalle straatjes, enkele historische monumenten en een authentieke sfeer. Het dorp is nog niet onder de voet gelopen door de toeristen. En het grote pluspunt is de ligging direct aan een fantastisch breed en liefst 14 km lang zandstrand. Alleen in het weekend is het druk door de dagtoeristen uit de regio.
Nog rustiger is het verder in zuidelijke richting bij Caños de Meca: een mooi strand onder aan de Cabo de Trafalgar. Bij de Cabo de Trafalgar, die zijn naam aan het beroemde plein in Londen gaf, vond in 1805 de zeeslag plaats tussen Napoleon en de Britse admiraal Lord Nelson. Aan dat drama herinnert hier absoluut niets, in de Spaanse geschiedenis speelde deze gebeurtenis geen rol van betekenis. Je vindt hier niet eens een dorp, alleen enkele vakantiehuisjes van Spanjaarden in de middle of nowhere. Caños de Meca is overigens in trek bij fanatieke windsurfers, dat zegt voldoende over de wind en branding aan deze kuststrook.
De prachtige kust gaat verder. Tussen Caños de Meca en het dorp Barbate ligt het beschermde natuurgebied Pinal de Barbate: een brede duinenrij vol pijnbomen. De kustweg slingert er dwars doorheen. Langs de weg is een beperkt aantal parkeerplaatsen aangelegd, voor wie dit gebied een stukje te voet wil bekijken of een picknick wil houden op de bankjes en tafels in de schaduw, zoals veel Spanjaarden doen in het weekend.
Barbate is een van de weinige kustplaatsen die nog niet voor het toerisme lijken te zwichten. Dat is alleen al te merken aan de geur van vis die er hangt en de grote vissersvloot in de haven. Barbate leeft van de visserij, in het bijzonder van de vangst van tonijn en merluza (zeesnoek), en van de visverwerkende industrie. Scholen tonijn trekken in het voorjaar langs de kust en worden gevangen in enorme netten. Mooi kun je deze vissersplaats niet noemen, wel interessant.